Een veel gemaakte fout in het Engels is het gebruik van life, live en lives in de verkeerde context. Deze woorden worden op een gelijkaardige manier uitgesproken en veel mensen weten niet goed wanneer ze life, live of lives moeten gebruiken.
Verschil life, live en lives
Life: zelfstandig naamwoord dat ‘leven’ betekent in het Nederlands.
- I have the best life ever. (Ik heb het beste leven ooit)
- Don’t tell me what to do with my life! (Zeg me niet wat ik met mijn leven moet doen!)
- Life always finds a way. (Het leven vindt altijd een weg, manier)
Live: levend (niet dood), niet opgenomen zoals live op tv, het werkwoord ’to live’ (leven). Het werkwoord to live heeft wel een andere uitspraak, maar je schrijft het wel op dezelfde manier.
- Is the news live on TV? (Is het nieuws live op tv?)
- We live like a prince. (Wij leven zoals een prins)
- He is afraid of live snakes (Hij is bang van levende slangen)
Lives: meervoud het het zelfstandig naamwoord ‘life’, derde persoon enkelvoud van het werkwoord ’to live’.
- Dogs don’t have nine lives. (Honden hebben geen negen levens)
- She lives like me. (Zij leeft zoals mij)
- There are many lives at stake! (Er staan veel levens op het spel!)
Life, live of lives overzicht
Op basis van uitspraak weet je niet altijd welke van de woorden je moet kiezen. Je moet kijken naar de betekenis en de context waarin deze woorden voorkomen. Hieronder heb je een overzicht van de betekenis en het verschil:
Woord | Betekenis | Voorbeeld |
life | leven | I just love my life. |
live | levend niet opgenomen het werkwoord ‘leven’ | I am afraid of live animals. The news on TV is always live. Do you still live with your parents? |
lives | derde persoon enkelvoud van het werkoord ‘leven’ levens (meervoud van een leven) | My brother lives in Russia. A cat has nine lives. |