Past Habits Oefening 4

In het Engels kan je makkelijk praten over gewoontes of een toestand in het verleden. Past habits of habits in de past kan je op verschillende manieren uitdrukken in het Engels.

Dit is een oefening waarin je een toestand of gewoonte in het verleden op de juiste manier moet uitdrukken.

Hieronder vind je de oefening:

Past Habits Oefening 4

Dit is een oefeningen over gewoontes en toestanden in het verleden. Kies tussen used to + infinitief en would + infinitief.
1.
He (to earn) a lot of money.
2.
We (to try) to get the best phone possible.
3.
The government (not, to be) as big as it is today.
4.
Our boss (to give) us a raise every time we got a new customer.
5.
That student (to cheat) on every test!
6.
I (to smile) every time I saw her.
7.
My parents (to have) a beautiful house.
8.
My little brother (to be) a lot smaller.
9.
My grandmother (to go) to church every Sunday.
10.
I (not, to have) a lot of money.

Meer oefeningen