Soms is het niet direct duidelijk welke tijd je moet gebruiken om over het verleden te praten: past simple of past continuous. Dit zijn de twee tijden die het meest gebruikt worden om over het verleden te praten.
Je gebruikt de past simple voor korte, eenmalige acties en gewoontes in het verleden. De past continuous gebruik je voor acties in het verleden waarbij de nadruk ligt op de duur van deze acties of wanneer een actie bezig was.
Past simple of past continuous oefening
Om het verschil tussen deze tijden duidelijk te maken heb je op deze pagina een oefening waarbij je moet kiezen tussen past simple of past continuous.
Hieronder vind je de oefening:
Past Simple of Past Continuous Mixed Oefening 2
Vervolledig deze zinnen met de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes. Kies tussen de past simple en past continuous.
1.
His computer (to explode) while we (to talk) on Skype.2.
Our friend (to be) involved in an accident when he (to be) little.3.
He (to explain) everything really well and he (to use) hand gestures.4.
We (to go) to school by bike, even when it (to rain).5.
He always (to eat) a banana after school while he (to watch) TV.6.
My cousin (to steal) a bike once when he (to be) still in school.7.
She (to enjoy) the view when a bird (to poop) on her head.8.
(you, to hit) on that girl when she (to hit) you in the face?9.
The boss (to explain) the plan while he (to smoke) a cigar.10.
I (to take) a shower this morning.