Past Simple of Past Perfect Oefening 4

Soms is het niet direct duidelijk welke tijd je moet gebruiken om over dingen in het verleden te praten: past simple of past perfect (simple).

Je gebruikt de past simple voor korte, eenmalige acties en gewoontes in het verleden. De past perfect (simple) gebruik je wanneer je praat over acties die eerder gebeurd zijn, dus in een verder verleden.

Past simple of past perfect oefening

Om het verschil tussen deze tijden duidelijk te maken heb je op deze pagina een oefening waarbij je moet kiezen tussen past simple of past perfect (simple). Kijk goed naar de context en lees de volledige zin vooraleer het werkwoord in te vullen.

Hieronder vind je de oefening:

Past Simple of Past Perfect Mixed Oefening 4

Vervolledig deze zinnen met de juiste vorm van het werkwoord in de past simple of past perfect.
1.
He (to give) me a car before he (to pass away).
2.
(we, to offend) our friend by not going to his party?
3.
I (to love) playing video games when I (to be) a kid.
4.
Why (you, to wash) your car last week?
5.
We (not, can) believe why the teacher (to scream) so hard.
6.
He (to close) the door and (to go) outside.
7.
The boss (to order) new chairs after someone (to fall) off one of the old ones.
8.
My sister (to read) the book before she (to watch) the film.
9.
Why (he, to help) the enemy?
10.
I (to buy) a new bike before I (to break) my arm.

Meer oefeningen

Gerelateerde artikels