Adjectief of Adverb Oefening 4

Adjectieven en bijwoorden (of adverbs) in het Engels worden vaak gebruikt, maar soms is het verschil niet altijd duidelijk. Het verschil heeft te maken met het woord waarover het adjectief of bijwoord meer informatie geeft.

Je gebruikt een adjectief om meer informatie te geven over een zelfstandig naamwoord. Een bijwoord (of adverb) geeft meer informatie over een werkwoord, een adjectief, of een ander bijwoord.

Dit is een oefening waarbij je de juiste vorm van het woord moet invullen.

Hieronder vind je de oefening:

Adjectief of Adverb Oefening 4

Kies tussen adjectief en adverb en vul de juiste vorm in in onderstaande zinnen.
1.
She types (quick), her fingers dancing over (small) the keyboard.
2.
The (lush) green forest stretches (endless) in every direction.
3.
He works (diligent), always putting in extra hours.
4.
The (brilliant) sun shines (bright) in the sky.
5.
She speaks (confident), addressing the crowd with authority.
6.
The gourmet meal was presented (elegant).
7.
He runs (fast) and jumps (high) during the track meet.
8.
The (crowded) city bustled (loud) with activity.
9.
She (eager) awaited the arrival of her friends.
10.
He (careful) placed the (fragile) vase on the shelf.

Meer oefeningen