Soms is het niet direct duidelijk welke tijd je moet gebruiken om over het verleden te praten: past simple of past continuous. Dit zijn de twee tijden die het meest gebruikt worden om over het verleden te praten.
Je gebruikt de past simple voor korte, eenmalige acties en gewoontes in het verleden. De past continuous gebruik je voor acties in het verleden waarbij de nadruk ligt op de duur van deze acties of wanneer een actie bezig was.
Past simple of past continuous oefening
Om het verschil tussen deze tijden duidelijk te maken heb je op deze pagina een oefening waarbij je moet kiezen tussen past simple of past continuous.
Hieronder vind je de oefening:
Past Simple of Past Continuous Mixed Oefening 3
Vervolledig deze zinnen met de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes. Kies tussen de past simple en past continuous.
1.
His car (to break) down after installing a new sound system.2.
(you, to find) what you (to look) for?3.
When I (to be) in Sweden, I (to eat) a lot of kanelbullar.4.
My website (to update) when the system (to crash). I hope I have a backup.5.
Why (to lie) all the time? He just (not, to like) telling the truth.6.
They (to keep) an eye on her the whole evening.7.
I (to eat) breakfast when our cat (to jump) on the table.8.
It (to pour) cats and dogs and we (not, can) keep up.9.
The big tree in our garden (to split) in half last week because of the storm.10.
What book (to read) when a bird (to hit) the window?