Soms is het niet direct duidelijk welke tijd je moet gebruiken om over het verleden te praten: past simple of past continuous. Dit zijn de twee tijden die het meest gebruikt worden om over het verleden te praten.
Je gebruikt de past simple voor korte, eenmalige acties en gewoontes in het verleden. De past continuous gebruik je voor acties in het verleden waarbij de nadruk ligt op de duur van deze acties of wanneer een actie bezig was.
Past simple of past continuous oefening
Om het verschil tussen deze tijden duidelijk te maken heb je op deze pagina een oefening waarbij je moet kiezen tussen past simple of past continuous.
Hieronder vind je de oefening:
Past Simple of Past Continuous Mixed Oefening 5
Vervolledig deze zinnen met de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes. Kies tussen de past simple en past continuous.
1.
She (to enter) the room while she (to disinfect) her hands.2.
What (you, to do) when I (to call)?3.
I (not, to play) video games because I am too old for that.4.
My girlfriend (to try) to convince me, but I (not, to give) in.5.
I (to make) myself a nice cup of tea this morning.6.
Our boss (not, to read) the newspaper when we (to go) into his office.7.
We (to fish) when he (to fall) overboard.8.
The teacher (to explain) the exercise when someone (to interrupt) him.9.
They (to shoot) a new movie when the director (to die).10.
Why (he, to tell) us to be brave?