Directe en indirecte rede kunnen voor verwarring zorgen als je niet goed weet wat hiermee bedoeld wordt. Op deze pagina heb je een uitgebreid overzicht van wat directe en indirecte rede zijn, wanneer je ze gebruikt en hoe je ze vormt. Ook vind je een overzicht van hoe je makkelijk zinnen kunt omvormen van directe naar indirecte rede.
Definitie van directe en indirecte rede in het Engels
Voor we in detail gaan, is het belangrijk dat we eerst definiëren wat wordt bedoeld met deze twee termen. Kort gezegd komt het verschil neer op het feit of je letterlijk herhaalt wat iemand zegt of als je in je eigen woorden wil navertellen wat er gezegd is. Je gaat het met andere woorden dus omschrijven in plaats van letterlijk te citeren.
Wat is directe rede in het Engels?
Directe rede is wanneer je letterlijk herhaalt of citeert wat er voordien gezegd is.
Belangrijk is dat directe rede altijd tussen aanhalingstekens staat. Hierdoor weet je dat het letterlijk de woorden zijn die een bepaald persoon heeft gezegd. Onderstaande voorbeelden zijn allemaal in directe rede.
He said: “I love cooking a pie.” |
She screamed: “I lost my phone!” |
“That’s unfortunate”, said Sherlock. |
“When will you be home?” he asked. |
Wat is indirecte rede in het Engels?
Indirecte rede in het Engels is iets anders omdat je niet letterlijk herhaalt wat er voordien al is gezegd. Meestal wordt indirecte rede gebruikt om over dingen in het verleden te praten. Belangrijk is dat je bij indirecte rede geen aanhalingstekens gebruikt.
Je vertelt en omschrijft wat iemand heeft gezegd, maar je gebruikt niet exact dezelfde woorden. Onderstaande voorbeelden zijn allemaal zinnen in de indirecte rede.
He told me to go away. |
She asked me to give her some money. |
The journalist told me to leave him alone. |
You said you don’t like the food here. |
Zoals je kan zien in deze zinnen gebruik je bij indirecte rede meestal werkwoorden zoals ’to tell’, ’to ask’ en ’to say’. Dit zijn voorbeelden van rapporterende werkwoorden (reporting verbs) en tonen aan dat indirecte rede gebruikt wordt om te herhalen en rapporteren wat voordien al gezegd is.
Vorm van directe rede in het Engels
Zoals hierboven al vermeld gebruik je directe rede om letterlijk weer te geven wat iemand zegt. Hetgeen gezegd wordt, plaats je tussen aanhalingstekens zodat dit duidelijk is voor de lezer. Meestal plaats je eerst de naam of persoon wie iets zegt, gevolgd door ‘:’ en dan de boodschap tussen aanhalingstekens.
Hetgeen tussen aanhalingstekens staat wordt gezien als een afzonderlijke zin en begint dus met een hoofdletter. Nog enkele voorbeelden:
Donald Trump said: “I am the best president ever.” |
My lawyer said: “You are not going to win this case.” |
Vorm van indirecte rede in het Engels
Indirecte rede gebruik je om te vertellen en rapporteren wat iemand anders al heeft gezegd. Hoe je dit doet is afhankelijk van welke soort zin je hebt.
Belangrijk is dat je weet dat je een rapporterend werkwoord (reporting verb) nodig hebt om indirecte rede in te leiden. De tijd van dit rapporterend werkwoord is belangrijk voor de tijd van de rest van de zin. Dit wordt hieronder verder uitgelegd bij het onderdeel over het omvormen van directe naar indirecte rede.
Navertellen van een statement
In het Engels kan je makkelijk een statement (of normale zin) navertellen. Dit doe je door het woordje ’that’ te gebruiken, gevolgd door het zinsdeel in de indirecte rede. Vergeet echter niet dat het gebruik van ’that’ niet altijd nodig is. In sommige zinnen kan je het immers ook weglaten. Bekijk onderstaand voorbeeld.
Directe rede | Indirecte rede |
---|---|
Paul: “You were late.” | Paul tells me that I was late. |
Paul: “You were late.” | Paul tells me I was late. |
In bovenstaand voorbeeld zie je dat ’that’ kan gebruikt worden, maar het is niet altijd nodig.
Navertellen van een ja/nee vraag
In het Engels kan je ook een ja/nee vraag (yes/no question) navertellen. Dit wil zeggen dat je de inhoud van de vraag herhaalt, maar je doet dit niet letterlijk op dezelfde manier.
In dit soort zinnen ga je de indirecte rede inleiden door ‘if’ of ‘whether (or not)’. Bekijk onderstaande voorbeelden.
Directe rede | Indirecte rede |
---|---|
The students: “Do you want a beer”? | The students ask me if I want a beer. |
My teacher: “Do you like dogs”? | My teacher asked me whether I like dogs or not. |
My friend: “Do you want to join me”? | My friend asks if I want to join him. |
Navertellen van een vraagwoordvraag
Je kan in het Engels ook vraagwoordvragen (question word questions) navertellen met behulp van indirecte rede. Belangrijk bij dit soort vragen is dat je het vraagwoord herhaalt in de zin met indirecte rede. Bekijk onderstaande voorbeelden.
Directe rede | Indirecte rede |
---|---|
The professor: “Why didn’t you do the exercise?” | The professor asks me why I didn’t do the exercise. |
My neighbour: “What was that sound?” | My neighbour asks me what that sound was. |
King Julian: “When do I like to move it?” | King Julian asks when he likes to move it. |
Omvormen van directe rede naar indirecte rede
Bij het omvormen van directe naar indirecte rede is de tijd van het rapporterend werkwoord (reporting verb) belangrijk. Staat dit werkwoord in de present simple, dan behoud je de tijd van de zin in de directe rede. Staat het rapporterend werkwoord in de past simple, dan verandert de tijd van het zinsdeel in de indirecte rede.
In het Engels spreekt men van ‘backshift’ omdat elke tijd één plaats verder naar het verleden schuift. Bekijk onderstaande voorbeelden.
Directe rede | Indirecte rede |
---|---|
The boss: “I am very nervous.” | The boss says he is very nervous. |
The boss: “I am very nervous.” | The boss said he was very nervous. |
In deze voorbeelden is ’to say’ is het rapporterend werkwoord. Als dit in de present simple staat, verandert de tijd niet. In het tweede voorbeeld staat het rapporterend werkwoord in de past simple, dus de tijd van het zinsdeel in indirecte rede schuift één tijd verder naar het verleden.
Bekijk onderstaande tabel voor een overzicht van de tijden en hoe ze veranderen.
Directe rede | Indirecte rede | |
---|---|---|
Present simple -> past simple | The boss: “I am very nervous.” | The boss said he was very nervous. |
Present continuous -> past continuous | The boss: “I am feeling very nervous.” | The boss said he was feeling very nervous. |
Present perfect -> past perfect | The boss: “I have been very nervous.” | The boss said he had been very nervous. |
Past perfect -> past perfect | The boss: “I had been very nervous.” | The boss said he had been very nervous. |
Will -> would | The boss: “I will be very nervous.” | The boss said he would be very nervous. |
Can -> could | The boss: “I can be very nervous.” | The boss said he could be very nervous. |
Als de spreker vindt dat hetgeen wat verteld wordt nog steeds waar is, dan hoef je het werkwoord in het gerapporteerde zinsdeel niet aan te passen. Er is dan geen ‘backshift’, ook al staat het rapporterend werkwoord in de past simple.
Ook moet je extra aandacht hebben voor het onderwerp. Het kan zijn dat het onderwerp in de zin verandert omdat je navertelt wat iemand anders heeft gezegd. Bekijk onderstaand voorbeeld.
Directe rede | Indirecte rede |
---|---|
My friend: “I am very kind.” | My friend says he is very kind. |
In dit soort zinnen moet je het onderwerp aanpassen zodat de betekenis van de zin klopt. In de eerste zin zegt het onderwerp iets over zichzelf, maar in de tweede zin zeg jij iets over hem, dus ‘I’ verandert in ‘he’.
Oefeningen
- Indirecte Rede Oefening 1
- Indirecte Rede Oefening 2
- Indirecte Rede Oefening 3
- Indirecte Rede Oefening 4
- Indirecte Rede Oefening 5