Een fout die veel gemaakt wordt in het Engels is het gebruik van lay of lie in de verkeerde context. Veel mensen weten niet goed wanneer ze lay of lie moeten gebruiken.
Verschil lay of lie
Het verschil tussen lay en lie is bijna hetzelfde als in het Nederlands tussen leggen en liggen.
Een extra moeilijkheid is nog dat ’to lie’ ook nog een andere betekenis heeft; namelijk ‘liegen’. Dit wil zeggen dat je extra moet opletten wanneer je één van deze werkwoorden wil gebruiken. Het is belangrijk dat je goed weet wat de betekenis is en in welke context je welk werkwoord gebruikt. Hieronder vind je een overzicht van de betekenis:
Woord | Betekenis | Voorbeeld |
---|---|---|
to lay | iets ergens leggen | Take the rug and lay it on the floor. |
to lie | zich in een verticale positie bevinden liegen | I have some bad news. It’s better if you lie down. I hate people who lie. |
To lay gebruik je wanneer je praat over de actie die je stelt wanneer je iets neerlegt. Het gaat dus om de actie die het onderwerp doet met het lijdend voorwerp.
- Please lay the blanket on the couch.
- He hates it when I lay my cold feet on his lap.
To lie gebruik je wanneer je de statische houding/actie van liggen beschrijft. Ook kan je dit werkwoord gebruiken als je het werkwoord ‘liegen’ wil uitdrukken.
- I want to lie on the floor.
- My sister always lies on a towel when she’s at the beach.
Vervoeging van ’to lay’
Present simple
Ik leg | I lay |
Jij legt | You lay |
Hij/zij/het legt | He/she/it lays |
Wij leggen | We lay |
Jullie leggen | You lay |
Zij leggen | They lay |
Past simple
Ik legde | I laid |
Jij legde | You laid |
Hij/zij/het legde | He/she/it laid |
Wij legden | We laid |
Jullie legden | You laid |
Zij legden | They laid |
Ing-vorm van ’to lay‘: laying
Vervoeging van ’to lie’ (in de betekenis van liggen)
Present simple
Ik lig | I lie |
Jij ligt | You lie |
Hij/zij/het ligt | He/she/it lies |
Wij liggen | We lie |
Jullie liggen | You lie |
Zij liggen | They lie |
De present simple van ’to lie’ is hetzelfde voor ‘liegen’ als voor ‘liggen’.
Past simple
Ik lag | I lay |
Jij lag | You lay |
Hij/zij/het lag | He/she/it lay |
Wij lagen | We lay |
Jullie lagen | You lay |
Zij lagen | They lay |
De past simple van ’to lie’ is verschillend voor ‘liegen’. De vervoeging die je hier ziet is voor het werkwoord ‘liggen.
Ing-vorm van ’to lie’: lying
Oefeningen
- Lay of Lie Oefening 1
- Lay of Lie Oefening 2
- Lay of Lie Oefening 3
- Lay of Lie Oefening 4
- Lay of Lie Oefening 5