Wie wil er nu niet op vakantie?! Dit is een vraag die eigenlijk niet moet gesteld worden want bijna iedereen gaat graag op vakantie. Veel mensen gaan naar landen waar men een andere taal spreekt dan het Nederlands, dus is het handig als je de basiswoordenschat om mee op vakantie te gaan kent in het Engels.
Woordenschat om op vakantie te gaan
Hieronder vind je een uitgebreid overzicht van woordenschat die van pas kan komen in het buitenland. Je ziet telkens het woord in het Nederlands met de Engelse vertaling en de woorden staan in alfabetische volgorde.
Algemene woordenschat
Hieronder heb je algemene woorden die van pas kunnen komen wanneer je naar het buitenland gaat. Het gaat om algemene zaken die bij elke soort vakantie aan bod komen.
Nederlands | Engels |
---|---|
aankomst | arrival |
annuleren | to cancel |
bagage | luggage |
een bestemming | a destination |
een bezoeker | a visitor |
een eenpersoonsbed | a single bed |
een idenditeitskaart | an ID card |
een gast | a guest |
een landkaart | a map |
een noodgeval | an emergency |
een pretpark | a theme park |
een reis | a journey |
reizen | to travel |
een reiziger | a traveller |
een slaapzak | a sleeping bag |
twee eenpersoonsbedden naast elkaar | twin beds |
een tweepersoonsbed | a double bed |
uitpakken | to unpack |
een uitstap | a trip |
een visum | a visa |
Soorten vakantie
Hier heb je een overzicht van verschillende soorten vakanties die je kan doen.
Nederlands | Engels |
---|---|
een actieve vakantie, een doevakantie | an active holiday |
een citytrip | a city trip |
een cruise | a cruise |
een cultuurvakantie | a culture holiday |
een familievakantie | a family holiday |
een huwelijksreis | a honeymoon |
een vakantie in een luxeverblijf | a resort holiday |
een kampeervakantie | a camping holiday |
een skivakantie | a skiing trip |
een strandvakantie | a beach holiday |
een vakantie waar alles inbegrepen is | an all-inclusive holiday (all-in) |
Het vliegtuig nemen
Hieronder zie je een overzicht van allerlei dingen die te maken hebben met op reis gaan met het vliegtuig. Je leert hier over de verschillende delen van een luchthaven en de stappen die je moet doorlopen voor je op het vliegtuig zit.
Nederlands | Engels |
---|---|
aan boord gaan | to board |
een bagageband | a luggage carousel |
een gate | a gate |
het inchecken | check-in |
een instapkaart | a boarding pass |
een luchthaven | an airport |
een metaaldetector | a metal detector |
opstijgen | to take off |
een passagier | a passenger |
veiligheidspersoneel | security staff |
een vertrekhal | a terminal |
een vertreklounge | a departure lounge |
een vliegtuig | a jet an aircraft, an aeroplane/airplane |
een vlucht | a flight |
Opmerking: Aeroplane is Brits Engels en airplane is Amerikaans Engels.
Onderdelen van het vliegtuig
Hier heb je een overzicht van de verschillende onderdelen die je ziet als je in een vliegtuig zit of in het algemeen dingen die aanwezig zijn op een vliegtuig.
Nederlands | Engels |
---|---|
een bagagevak boven een stoel | an overhead compartment |
cabinepersoneel | cabin crew |
elektronische apparatuur | electronic equipment |
een gangpad | an aisle |
een gordel | a seatbelt |
een gsm | a mobile phone |
een nooduitgang | an emergency exit |
een opklapbaar tafeltje | a tray table |
een piloot | a pilot |
een reddingsvest | a life jacket |
een steward(ess) | a flight attendant |
een uitgang | an exit |
een zetel | a seat |