Vormen van Adverbs Oefening 3

Je gebruikt adverbs (of bijwoorden) om meer informatie te geven over werkwoorden, adjectieven of andere adverbs.

Adverbs lijken op adjectieven en zijn soms zelfs hetzelfde, maar meestal moet je adjectief aanpassen om het adverb te bekomen. De basisregel om bijwoorden te vormen is <ly> toevoegen aan het adjectief. Hier heb je meer uitleg over het vormen van adverbs.

Dit is een oefening waarin je het adverb op de juiste manier moet vormen.

Hieronder vind je de oefening:

Vormen van Adverbs Oefening 3

Vervolledig onderstaande zinnen door het bijwoord (adverb) te vormen.
1.
She listened (attentive) to the lecture.
2.
The bird sang (melodious) in the morning.
3.
He acted (natural) in front of the camera.
4.
She smiled (warm) at her friend.
5.
The river flowed (peaceful) through the valley.
6.
He spoke (confident) in front of the crowd.
7.
She danced (energetic) at the party.
8.
She practiced (regular) to improve her skills.
9.
He thought (deep) about his next move.
10.
The storm raged (fierce), causing damage.

Meer Oefeningen