Vormen van Adverbs Oefening 5

Je gebruikt adverbs (of bijwoorden) om meer informatie te geven over werkwoorden, adjectieven of andere adverbs.

Adverbs lijken op adjectieven en zijn soms zelfs hetzelfde, maar meestal moet je adjectief aanpassen om het adverb te bekomen. De basisregel om bijwoorden te vormen is <ly> toevoegen aan het adjectief. Hier heb je meer uitleg over het vormen van adverbs.

Dit is een oefening waarin je het adverb op de juiste manier moet vormen.

Hieronder vind je de oefening:

Vormen van Adverbs Oefening 5

Vervolledig onderstaande zinnen door het bijwoord (adverb) te vormen.
1.
He held her (firm).
2.
The water flowed (smooth) in the stream.
3.
He spoke (passionate) to express his love.
4.
The mountain towers (majestic) over the valley.
5.
The children laughed (gleeful) at the clown's antics.
6.
He walks (brisk) to stay in shape.
7.
He spoke (optimistic) to inspire hope.
8.
The flowers bloomed (vibrant) in the garden.
9.
He works (methodic) to complete the task
10.
They talked (peaceful).

Meer Oefeningen