De past continuous (of past progressive) is één van de tijden in het Engels die men gebruikt om te praten over dingen in het verleden. Op deze pagina vind je een uitgebreid overzicht van wanneer je deze tijd gebruikt, hoe je hem vormt en je vindt hier ook voorbeelden.
Past continuous (of past progressive) uitleg
Belangrijk is dat je weet dat het bij deze tijd vooral om lange acties gaat waarbij de nadruk ligt op de duur van de actie. De actie was dus bezig op het moment waarover men spreekt. Hieronder vind je meer uitleg in welke context men deze tijd gebruikt:
Een actie in het verleden waarbij de nadruk ligt op de duur van de actie
- Yesterday, it was raining all day. .
Een lange actie in het verleden
- I was working from 9am to 5 pm yesterday.
Tijdelijke situaties in het verleden
- When I was 20 years old, I was earning a lot of money. .
Een vriendelijk verzoek of een suggestie
- Were you planning on doing anything later today?
Vorm van de past continuous
Past continuous affirmatief
Om de past continuous (of past progressive) te vormen heb je altijd twee delen nodig. Je neemt de past simple van ’to be’ en past het aan aan het onderwerp van de zin (was/were). Vervolgens maak je de ing-vorm van de infinitief door <ing> toe te voegen. Als je deze tijd wil vormen heb je altijd twee delen nodig: was/were + ing-vorm van de infinitief.
Ik was aan het wandelen | I was walking |
Jij was aan het wandelen | You were walking |
Hij/zij/het was aan het wandelen | He/she/it was walking |
Wij waren aan het wandelen | We were walking |
Jullie waren aan het wandelen | You were walking |
Zij waren aan het wandelen | They were walking |
Wanneer een infinitief eindigt op <e> laat je dit weg en voeg je <ing> toe.
- To write: I was writing
Past continuous negatief
Om de negatieve vorm van de past continuous (of past progressive) te vormen gebruik je ‘not’ en plaats je dit na was/were .
Ik was niet aan het wandelen | I was not walking |
Jij was niet aan het wandelen | You were not walking |
Hij/zij/het was niet aan het wandelen | He/she/it was not walking |
Wij waren niet aan het wandelen | We were not walking |
Jullie waren niet aan het wandelen | You were not walking |
Zij waren niet aan het wandelen | They were not walking |
Past continuous als vraag
Als je een vraagzin wil maken met de past continuous (of past progressive) vervoeg je het hulpwerkwoord ’to be’ in de past simple (was/were), gevolgd door het onderwerp en de -ing vorm van het hoofdwerkwoord.
Was ik aan het wandelen? | Was I walking? |
Was jij aan het wandelen? | Were you walking? |
Was hij/zij/het aan het wandelen? | Was he/she/it walking? |
Waren wij aan het wandelen? | Were we walking? |
Waren jullie aan het wandelen? | Were you walking? |
Waren zij aan het wandelen? | Were they walking? |
Signaalwoorden die aantonen dat het om een past continuous gaat
- While
Voorbeelden
Positief | Negatief | Vraagzinnen |
---|---|---|
I was working He was singing | I wasn’t working He wasn’t singing | Was I working? Was he singing? |
Past continuous oefeningen
- Oefening 1
- Oefening 2
- Negatief Oefening 1
- Negatief Oefening 2
- Vraag Oefening 1
- Vraag Oefening 2
- Mixed Oefening 1
- Mixed Oefening 2
- Mixed Oefening 3
- Mixed Oefening 4
- Mixed Oefening 5